WONEN IN ITALIË – Andrà tutto bene" (Het komt goed)
De eerste dag dat ik uit de quarantaine ben, is een prachtige zaterdag. Een zonnige lentedag met een strakblauwe lucht. Ik moet naar de bank in Niella Belbo en naar Sara, maar ik voel me opgewonden alsof het een spannend uitje betreft.
Over een verlaten weg rijd ik naar Niella. Ik parkeer de auto en loop met een desinfecterend doekje in de hand naar de pin-automaat. Voor de apotheek staat een rij mensen, allemaal met een mondkapje voor. Ik tik met het doekje m'n pincode in en loop terug naar de auto.
Ook voor de winkel van Sara staan een stuk of acht mensen. Om de beurt worden ze binnengeroepen. Als ik weer naar buiten loop, zegt Sara: "Zo gauw het weer kan, gaan we uit eten hè Cri?" Zeker weten. Even later ben ik weer thuis. Alles bij elkaar een half uurtje weggeweest.....
En dan zit je in je tuin, je leest wat, je doet een afwasje en tuttelt wat rond. Je komt je dag wel door. Niet te veel denken...tot ik 's avonds naar de journaals en nieuwsprogramma's kijk, dan komt het drama, wat zich hier op dit moment afspeelt, keihard m'n huiskamer binnen.
En ook via facebook. Ik zie een meisje van 26, een verpleegster met een jong gezichtje. R.i.p. staat er tientallen keren onder, en hartverscheurende afscheidswoorden. Dan: een man van mijn leeftijd. Gepensioneerd arts uit de Abruzzen. Hij kwam zijn collega's in Bergamo helpen. Liep het virus op en is inmiddels ook overleden. Je wordt er helemaal beroerd van.
Gelukkig is het een aantal dagen mooi weer. Dan is de hele situatie toch beter te dragen. Op zondag zit ik al om tien uur buiten aan de koffie. Een appje van mijn Duitse vriend Bernd, hij stuurt een concert. Het slavenkoor uit de opera "Nabucco" van Verdi. Een heel beladen lied, het wordt ook wel als het niet-officiële volkslied van Italië beschouwd.
Het wordt uitgevoerd door musici die allemaal thuis zitten en middels een video-verbinding met elkaar verbonden zijn. Ik laat het door m'n tuin schallen. Het ontroert me zeer. Ik stuur een berichtje aan Bernd en vertel dat de tranen over m'n wangen rollen. Meteen reageert hij met: "Bij mij ook Ineke, bij mij ook".
Hij woont hier ook maar zit momenteel alleen, noodgedwongen gescheiden van zijn vriendin, die in deze situatie voor haar bejaarde ouders in Frankfurt moet zorgen.
En dan komt er een telefoontje uit Uden. Het is facetime. Mijn moeder komt close in beeld. Ze kijkt even verbaasd rond en ziet me dan. Ik zwaai: "Mama!" Het is heerlijk om mijn moeder zo vitaal op de bank te zien zitten.
Later op de middag zal mijn broer vanuit Mook naar haar toe rijden. Maar omdat ze geen bezoek mag ontvangen, blijft ie onder haar raam staan en zwaaien ze tien minuten naar elkaar. Liefde in tijden van corona.
Ook hier in Mombarcaro is onderling contact op afstand. Mijn buurvrouw Rosa die twee huizen verderop woont, schreeuwt me toe vanuit haar tuin. Als ik de vuilniszakken naar de container breng, zie ik verderop Graziella op haar balkon staan. We volgden samen de EHBO-cursus bij het Rode Kruis. Op afstand wisselen we telefoonnummers uit. Mijn andere buurvrouw Grazia is schichtig, want ze is doodsbang. Ze heeft maar één nier en voelt zich kwetsbaar. Maar toch hangt ze om de paar dagen zakken met verse eieren aan m'n deur. Ik ga dadelijk nog kakelen.
Een paar jonge meiden van het dorp gaan zondagmiddag gewoon wandelen. Bij mijn tuin blijven ze even buurten. Weer even later rijdt een politieauto door de straat. Ik hoor dat de meisjes zijn aangehouden. Hoop dat ze geen bekeuring van 400 euro hebben gekregen.
Zelf ga ik nu ook dagelijks wandelen. Maar ik ga onder etenstijd, dan kom je geen levende ziel tegen.
Enkele dagen is het slecht weer. Koud en grijs. Een groot deel van de dag blijft de mist hangen. Ik krijg een ingesproken tekst geappt van een vriendin hier die haar nood klaagt. Als ik om zes uur mijn biertje drink, maak ik er een selfie van en stuur die naar haar toe. "Cin cin" komt er even later terug.
En zo volgen de dagen elkaar op. De één na de ander. We bellen, we appen en we schrijven elkaar. We trekken elkaar er doorheen tot betere tijden. "Andrà tutto bene," is het motto.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.